Is biologische landbouw beter voor het klimaat?
De biologische landbouw kan helpen om de klimaatverandering af te remmen én bezit troeven om zich aan te passen. Door de bodem gezond te houden, uitsluitend grondgebonden te werken en broeikasbronnen als kunstmest te vermijden zorgen bioboeren voor minder stikstofuitstoot en een betere koolstofopslag
Biologische landbouw is een systeemaanpak waarbij het hele ecosysteem centraal staat. Door te werken met natuurlijke processen in plaats van tegen deze processen in te gaan, vermindert biologische landbouw de noodzaak van externe inputs zoals synthetische meststoffen en pesticiden. Deze holistische manier van werken betekent ook dat biologische landbouw gericht is op langetermijnoplossingen in plaats van kortetermijnwinsten. De systeemaanpak stimuleert bovendien de veerkracht van landbouwsystemen, wat essentieel is in een tijd waarin we geconfronteerd worden met de gevolgen van klimaatverandering en milieuvervuiling.
De grote boosdoeners
Klimaatverandering wordt veroorzaakt door verhoogde concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer, voornamelijk als gevolg van menselijke activiteiten zoals de verbranding van fossiele brandstoffen, ontbossing en landbouw. Bij landbouw ligt het vooral aan de uitstoot van methaan in de veehouderij enerzijds en de uitstoot van distikstofoxide (lachgas), dat ontstaat bij de productie van kunstmeststoffen. Beide broeikasgassen leiden tot de opwarming van de aarde.
Uitstoot/product of uitstoot/ha
Critici zeggen vaak dat biologische landbouw slechter is voor het klimaat omdat de opbrengst lager ligt en de broeikasgasuitstoot per kilogram dus hoger is. Dat argument komt ook terug als het gaat over voedselzekerheid. Hoe zit dat precies? Gangbare landbouw stoot in gematigde regio’s inderdaad minder uit als je kijkt naar de uitstoot per productie-eenheid. Dat komt omdat de opbrengst hoger ligt. Kijk je naar de uitstoot per hectare, dan scoort biologische landbouw beduidend beter. Zo zou de uitstoot voor biologisch akkerland 36% lager liggen. In de biologische melkveesector ligt de broeikasgasuitstoot per hectare een derde lager dan in de gangbare. .
Brengen we ook de stikstofemissies van kunstmest in rekening, dan stoot biologische landbouw ook per productieeenheid minder broeikasgassen uit. Door geen kunstmest en minder krachtvoer te gebruiken, wordt zelfs de hogere methaanemissie per productie-eenheid (als gevolg van een lagere melkproductie per koe) gecompenseerd.
Biologische veehouderij beperkt zijn impact
Om de uitstoot van ammoniak en methaan te beperken, werken biologische veehouders volgens het principe van grondgebondenheid. Te veel dieren per hectare leidt immers tot overbegrazing, bodemerosie en vervuiling door mestoverschotten en stikstofuitstoot. Bovendien streven biobedrijven naar een hoge voederautonomie met veel ruwvoer (minstens 60% voor herkauwers). Bovendien vereist de Europese biowetgeving dat 60% van het voer afkomstig moet zijn van de boerderij of uit dezelfde regio.
Dat laatste is belangrijk: vandaag wordt wereldwijd veel akkerland gebruikt voor energierijke veevoedergewassen en gebeuren er daarom ook veel ontbossingen – wat ook zorgt voor meer CO2 uitstoot. Nochtans hebben herkauwers de unieke capaciteit om gras (ruwvoeder) te verteren en om te zetten in melk en vlees. Door enkel voor ruwvoeder (gras) te kiezen, zou er akkerland kunnen vrijkomen voor de productie van humane voeding. Dat zorgt ook voor minder uitstoot van CO2.
Aandacht voor bodemzorg
Door goed bodembeheer kunnen boeren een deel van de CO2 uit de atmosfeer opslaan in de bodem en zo het effect op het klimaat verminderen. Het gebruik van organische meststoffen (dierlijke mest, compost en groenbedekkers) en teeltrotaties bevorderen de koolstofopslag in de bodem. Bij de overgang van gangbare naar biologische landbouw neemt de bodemkoolstof toe met 2.57-3.5 ton C/ha/jaar. Zo halen biologisch beheerde bodems grote hoeveelheden CO2 uit de atmosfeer.