Europese bevraging wil weten welke technologie jij als bioverwerker kiest
Het Project Pro-Org onderzoekt in hoeverre nieuwe voedingstechnieken en -technologieën overeenstemmen met de biologische principes. Daarvoor lanceren ze tot 29 oktober een internationale bevraging. Ook Belgische biobedrijven roepen we op om deze vragenlijst in te vullen. Alle bedrijven die de vragenlijst beantwoorden en een emailadres opgeven, ontvangen een preview van de resultaten
Heel wat bedrijven zijn voortdurend bezig om hun recepturen of productie te verbeteren. Ze ontwikkelen daarvoor nieuwe technieken. Het kan gaan om nieuwe ingrediënten, verwerkingsmethodes of productieprocessen. Maar wat kan er wel of niet binnen bio? Dat die vraag niet zo eenvoudig op te lossen is, kon je lezen in Bio Actief 53. Daar stelden we het Pro-Org-project voor. Je vindt dit Bio Actief-artikel hieronder.
Zij lanceren nu een internationale bevraging om te weten te komen hoe biologische voedingsbedrijven vandaag werken. We kregen van hen de vraag om dit mee te verspreiden. Je kan de enquête invullen tot 29 oktober.
Welke technieken zijn toegelaten in de bioverwerking?
Dit artikel verscheen eerder in Bio Actief 53.
Europa mikt tegen 2030 op 25 procent biolandbouw. De voedingsindustrie heeft dat begrepen. Veel bedrijven openen, naast hun bestaande gangbare assortiment, ook steeds vaker biolijnen. Een aantal zien bio in de eerste plaats als een opportuniteit.
Alleen is bio natuurlijk geen louter economisch verhaal. In een ideale wereld zouden de vier biologische principes de drijfveer moeten zijn om voor bio te kiezen. En een bedrijf zou er dan naar streven om die principes te hanteren in de manier waarop ze voeding produceren. Daar knelt nu soms nog het schoentje.
Biologische wetgeving niet concreet
Heel wat bedrijven zijn voortdurend bezig om hun recepturen of productie te verbeteren. Ze ontwikkelen daarvoor nieuwe technieken. Het kan gaan om nieuwe ingrediënten, verwerkingsmethodes of productieprocessen.
Maar wat kan er wel of niet binnen bio? Niet alle bedrijven kijken daarvoor uitsluitend naar de bioverordening. Alleen schept die weinig duidelijkheid. Er bestaan wel concrete regels over ingrediënten, additieven en hulpstoffen, maar over verwerkingsmethodes wordt alleen gesproken in algemene bewoordingen. De biowetgeving stelt dat verwerking met zorg moet gebeuren, bij voorkeur door het gebruik van biologische, mechanische en fysieke methodes. Ook kan het gebruik van bepaalde technieken zonodig beperkt worden, maar wat wel of niet kan, wordt niet duidelijk benoemd. Dat is helemaal anders dan in de biolandbouw, waar de meeste regels heel concreet zijn uitgewerkt.
Door het gebrek aan duidelijke evaluatiecriteria waaraan men nieuwe voedingstechnieken kan toetsen, ontstaat er soms discussie. Zo werd in 2020 bijvoorbeeld beslist dat technieken met ionenwisselaar- en adsorptieharsen enkel toegelaten zijn voor baby- en zuigelingenvoeding. Daarna pas werd duidelijk dat het gebruik van ionenwisseling voor andere productcategorieën verboden is. Het protest vanuit sectoren als de suikerindustrie was toen groot.
Bovendien is wetgeving maar één kant van het verhaal. Kan ultraverwerkt voedsel ooit beantwoorden aan principes van bio? De biowetgeving focust heel sterk op het ecologische principe van bio, waarbij wordt gekeken naar de milieu-impact. Maar de milieu-impact van een aantal voedingstechnieken wordt niet altijd onderzocht. Een jammerlijke zaak.
ProOrg wil in de eerste plaats de discussie opstarten. De paper geldt eerder als een aanmoediging voor elk voedingsbedrijf dat met bio bezig is.
Oplossing in de maak
Core Organic CoFund, een Europees overheidsconsortium, wil duidelijkheid scheppen met het project ProOrg. Zij stelden in een paper criteria op waaraan nieuwe technieken afgetoetst zouden moeten worden. De focus ligt daarbij op zintuiglijke kwaliteit, voedingswaarde en ecologische/sociale duurzaamheid.
Kijken we naar ecologische duurzaamheid, dan zijn er meteen concrete voorbeelden te bedenken. Energieverbruik heeft bijvoorbeeld een rechtstreekse milieu-impact, en het is een relevant criterium binnen de voedselverwerking. Bij aspecten als klimaat of biodiversiteit is dat verhaal voor voedingsverwerking minder eenduidig. Maar daarvan zegt ProOrg dat men de impact van technologie op het hele productieproces zou moeten bekijken.
De ware aard van het product
Voor biologische voeding is integriteit enorm belangrijk. Dat zou dus een goede leidraad kunnen zijn om nieuwe voedingstechnieken op te beoordelen. Voor een deel gebeurt dat al: additieven worden beperkt tot het minimum. In het productieproces wordt er best ook gekozen voor technieken die het gebruik van additieven helpen te beperken, bv. geen stabilisatoren maar homogenisatie.
Maar het gaat verder. Een productieproces van een bioproduct zou de grondstoffen zoveel mogelijk in hun waarde moeten laten. Een product dat in de basis veel vitamines bevat, zou die vitamines ook na de verwerking nog moeten hebben. Het is immers jammer dat een product aan voedingswaarde verliest. Sommige technieken verbeteren dan weer de voedingswaarde door bv. het ontstaan van nutriënten als melkzuren.
De algemene voedselkwaliteit van een eindproduct moet dus van de grondstoffen komen en er niet gaandeweg aan toegevoegd worden. Gezonde nutriënten houden we zoveel mogelijk in stand, ongewenste effecten zoals transvetzuren of acrylamide willen we vermijden.
Op het vlak van uiterlijke kwaliteiten moeten bioproducten zich niet per se laten gelden. Een product staat sterk van zichzelf en heeft geen nood aan uiterlijke opsmuk. Een bioproduct misleidt de consument dus niet door achteraf kleur toe te voegen, ook niet als die kleur verdwenen is tijdens het productieproces.
Tot slot is er ook nog het socio-economische verhaal. In de wetgeving wordt wel gezegd dat technieken die lokale en korteketenproductie aanmoedigen de voorkeur krijgen. Daarmee verwijzen ze naar kleinschalige, ambachtelijke verwerking. Lokale producten, recepten en gerechten zouden aangemoedigd moeten worden in biologische verwerking. Dat leidt tot meer diversiteit in het voedingslandschap. Dat vraagt natuurlijk ook een gedegen kennis van de lokale markt.
Met deze paper wil ProOrg in de eerste plaats de discussie opstarten. Het zijn geen concrete richtlijnen. Het geldt eerder als een aanmoediging voor elk voedingsbedrijf dat met bio bezig is. Wie het serieus meent met duurzame voedselproductie, zou dat ook best doortrekken tot in de productiehal. Alleen zo zetten we als sector stappen vooruit.