Welke gewasbeschermingsmiddelen zijn toegelaten in de biologische landbouw?
Het gebruik van chemische gewasbescherming (insecticiden, fungiciden, herbiciden) past niet in de filosofie en de werkwijze van de biolandbouw. Een bioboer zal dus ziektes en plagen proberen te voorkomen met natuurlijke teelttechnieken. Bioboeren maken slechts uitzonderlijk gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen die toegestaan zijn door de biowetgeving.
Toegelaten middelen in biologische landbouw
In eerste instantie werkt een bioboer aan het ecosysteem rond zijn bedrijf en zorgt hij dat er voldoende natuurlijke vijanden zijn om eventuele plagen te onderdrukken. Andere ziekten en schimmels voorkomt hij preventief met de keuze van robuuste rassen, teeltrotatie, het gezond houden van de bodem en kiezen voor biodiversiteit. Hoe werkt een bioboer?
Biologische landbouwers mogen indien nodig enkele biologische bestrijdingsmiddelen op basis van natuurlijke materialen zoals plantenextracten en micro-organismen gebruiken. Voor sommige van de in bio toegelaten stoffen gelden dan beperkingen in gebruik. Ze mogen bijvoorbeeld alleen tegen bepaalde insecten of plagen worden gebruikt of alleen voor bepaalde gewassen. Ook wat betreft de hoeveelheid gelden voor sommige stoffen beperkingen. Stoffen die in bio zijn toegelaten op de plant, zijn bijvoorbeeld bijenwas (op snoeiwonden) of plantaardige olie (als schimmeldodend middel). Andere toegelaten middelen komen bijvoorbeeld niet in aanraking met het gewas of het milieu. Zo worden in een boomgaard insectenvallen gezet met feromonen om schadelijke insecten te bestrijden. Deze vallen worden na gebruik verwijderd en vernietigd.
Twee middelen die vaak voor beroering zorgen zijn koper en zwavel. Koper is toegelaten als bacterie- en schimmeldodend middel en wordt onder andere gebruikt bij de teelt van aardappelen en van fruit. Zwavel is toegelaten als schimmeldodend middel en acaricide (= om teken en mijten te bestrijden) en wordt gebruikt in de fruitteelt. Het zijn natuurlijke middelen, maar bij overmatig gebruik kunnen ze schadelijk zijn. Aan het gebruik van deze middelen in de biologische landbouw zijn dan ook strenge regels verbonden.
Beperkte milieu-impact
Er verschijnen steeds meer berichten over de negatieve gevolgen van de (langetermijn)effecten van chemische pesticiden die terug te vinden zijn in ons voedsel en in ons leefmilieu. Een waaier aan neurologische aandoeningen zoals Alzheimer en Parkinson, vormen van kanker, ontwikkelingsstoornissen en verminderde vruchtbaarheid worden in verband gebracht met overvloedig pesticidengebruik. De biosector probeert deze negatieve impact te beperken door resoluut zonder chemische bestrijdingsmiddelen te werken.
De negatieve invloed van de middelen die in bio toegelaten zijn, blijft beperkt. Daarnaast worden de toegelaten middelen na toepassing sneller afgebroken omdat ze van organische oorsprong zijn.
Residuen in biologische voeding
Doordat de bioboer geen chemisch-synthetische gewasbescherming (insecticiden, fungiciden, herbiciden) mag gebruiken, komen er maar zelden residuen voor op biologische groenten en fruit of in verwerkte producten. EFSA-rapporten van pesticidemonitoring tonen systematisch aan dat op biovoeding minder pesticidenresiduen aanwezig zijn. In een zeer beperkt aantal gevallen gebeurt het dat een bioproduct 'gecontamineerd' wordt. Sommige bioboeren hebben bijvoorbeeld gangbare collega's in de omgeving, wat er toe kan leiden dat door water en wind meegevoerde pesticiden toch bij de bioboer terecht kunnen komen. Controleorganisaties werken echter hard om deze uitzonderingsgevallen op te sporen.