Hoe werkt een bioboer?

Een bioboer doet aan landbouw door met de natuur samen te werken. Hij gaat voor kwaliteit en probeert de negatieve impact op het milieu zo veel mogelijk te beperken. Hij draagt zorg voor de bodem, kiest voor diversiteit en heeft aandacht voor het welzijn van zijn dieren.

Voor de biologische landbouw is een gezonde bodem de basis voor een duurzame voedselproductie. Gezonde bodems zijn cruciaal voor de zuivering van ons drinkwater, de bescherming tegen overstroming en droogte en het afremmen van klimaatverandering. Een bioboer draagt dan ook veel zorg voor de bodem en alle levende organismes die de bodem bevolken. Hij gebruikt geen kunstmest, maar voedt de bodem met organisch materiaal zoals dierlijke mest of compost. Via vruchtwisseling zorgt hij dat de bodem niet uitgeput wordt. Door kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen links te laten liggen (zoals de wet het voorschrijft), kan het bodemleven zich optimaal ontwikkelen en een rijk en doeltreffend bodemvoedselweb vormen.

 

bioboerinnen in veld

Biologische teelttechnieken

Volle grond

Biologisch telen betekent dat bioboeren de gewassen in de bodem telen, ofwel in volle grond. Dit maakt biologische productie vaak seizoensgebonden. Door de teelt in volle grond nemen biologische gewassen beter voedingsstoffen op die van nature in de bodem aanwezig zijn.  Zo bevatten biologische groenten en fruit meer antioxidanten. Bovendien bevatten biologische producten aanzienlijk minder ongewenste stoffen als pesticidenresidu’s.

Vruchtwisseling

Alle gewassen halen tijdens het groeien specifieke nutriënten uit de bodem. Teelt de boer steeds hetzelfde gewas op zijn perceel, dan geraakt de bodem eenzijdig uitgeput, groeien planten minder goed en krijgen plagen en onkruid meer kans om door te breken. Om dat op te vangen, stelt een bioboer een meerjarig teeltplan op, waarbij hij gewassen die veel van de ene voedingsstof vragen, afwisselt met gewassen die veel van een andere voedingsstof nodig hebben. Ook groenbemesters horen in een meerjarig teeltplan. Dat zijn gewassen die nuttige nutriënten aan de bodem kunnen toevoegen.

Onkruidbestrijding

Onkruid verwijderen doet een bioboer op een mechanische manier door bijvoorbeeld het te wieden of af te branden met een gasbrander. Een chemisch bestrijdingsmiddel (herbicide) inzetten tegen onkruid, zoals bijvoorbeeld glyfosaat, kan in bio niet. Wieden of wegbranden zijn echter arbeidsintensieve methodes. Door te investeren in een gezonde bodem, door een ruime vruchtwisseling toe te passen en door op een slimme manier te zaaien, kan een bioboer het opkomen van onkruid zoveel mogelijk vermijden.

Plaagbestrijding

Biolandbouw wil een duurzaam landbouwsysteem zijn en dus met de natuur samenwerken. Een plaag of ziekte beschouwt de bioboer als een signaal dat zijn ecosysteem niet in evenwicht is. Biologische landbouw focust daarom op preventieve plaagbestijding: gezonde gewassen kiezen, teeltrotatie toepassen, kiezen voor biodiversiteit en aantrekken van natuurlijke vijanden. Het gebruik van chemische gewasbescherming past niet in de filosofie en de werkwijze van de biolandbouw. 

Dreigt zijn oogst toch te mislukken door een plaag of een ziekte, dan mag hij, na toelating door de controleorganisatie, gebruik maken van een beperkt aantal natuurlijke bestrijdingsmiddelen. Welke producten toegelaten zijn, staat exact beschreven in de wetgeving.

Biologische veehouderij

Grondgebondenheid

Binnen de biologische veehouderij staat de kringloopgedachte staat centraal: dit principe noemt men grondgebondenheid. Dat betekent concreet dat een bioboer

  • het aantal dieren per hectare beschikbare grond beperkt om bodemschade en overbegrazing te voorkomen;
  • het voer voor zijn dieren zo veel mogelijk op zijn eigen gronden produceert om de milieulast van importvoeding te voorkomen;
  • de mest van deze dieren gebruikt als bemesting voor de teelt van bijvoorbeeld eigen veevoer of de teelt van een collega-boer.

Zo sluit biologische landbouw de nutiëntenkringloop en helpt zij de veehouderij in de Vlaanderen te verduurzamen. 

Biologisch en lokaal voer

Biologische dieren eten biologisch voer en andere natuurlijke stoffen van niet-agrarische oorsprong. Een biologisch landbouwdier zal dus nooit gevoerd worden met ggo-gewassen. De wet voor bio stelt ook uitdrukkelijk dat het voer dusdanig moet samengesteld zijn dat het de gezondheid van het dier ten goede komt, in elk stadium van zijn leven. Om de voedselkilometers te beperken, moet 60 procent van het voer voor herkauwers regionaal geteeld zijn. Voor pluimvee en varkens gaat het om 20 procent. Een biologische veehouder zal het voer dus (groten)deels zelf telen, aangevuld met voer dat hij aankoopt bij een biologisch bedrijf uit de buurt.

Dierenwelzijn

Een biologische veeteler houdt maximaal rekening met de soortspecifieke behoeften en dierenwelzijn staat hoog aangeschreven. Door beweging en toegang tot uitloop in de open lucht versterkt het immuunsysteem en de natuurlijke weerstand tegen ziekten. De veeteler houdt daar ook rekening mee bij de keuze van de rassen. De dieren moeten zich goed aan de lokale omstandigheden kunnen aanpassen en resistent zijn tegen ziekten en gezondheidsproblemen. Medicatie en medische ingrepen zoals keizersnede, worden zoveel mogelijk vermeden. Lees verder over dierenwelzijn