Varkensvlees

Biologische veehouders kiezen voor een diervriendelijke aanpak. Ze stimuleren het natuurlijke gedrag van hun varkens en houden hen gezond met biologisch voer, frisse buitenlucht, genoeg leefruimte en zo weinig mogelijk medische ingrepen.

Afbeelding
Varkensvlees

Binnen in de stal

In bio moeten dieren hun natuurlijk gedrag kunnen tonen. Varkens zijn echte groepsdieren, die voortdurend in de grond wroeten en snuffelen. Daarom moet een stal voldoende groot zijn en over een lig- en mestruimte beschikken, met strooisel om in te wroeten. De dieren lopen er los in rond en kunnen op een natuurlijke manier met elkaar omgaan. De biologische wetgeving bepaalt hoeveel ruimte een varken minimaal ter beschikking krijgt in de stal: een jong dier (<50 kg) krijgt 0,8 m², een volwassen biovarken (>110 kg) minimaal 1,5 m². De vloer mag voor maximum de helft bestaan uit latten of roosters.

Enkel tijdens de laatste fase van de dracht en tijdens de zoogperiode mogen biozeugen apart worden gehouden in individuele boxen. Die moeten dan wel ruim genoeg zijn. Sommige varkensbedrijven experimenteren met een ‘kraampark’: een stuk weiland onderverdeeld in kleinere perceeltjes, met op elk stuk een hut. Ook voor  slachtvarkens experimenteren sommige bedrijven met een zeer extensieve buitenstal. 

 

Vrije buitenloop

Biovarkens spenderen een groot deel van het jaar in de buitenlucht. De buitenloop geeft deze dieren heel wat afleiding en rust. De buitenloop kan een grasweide zijn of een omheinde ruimte naast de stal. Buiten heeft elk volwassen dier (> 110 kg) recht op minimaal 1,2 m². Gangbare varkens zitten meestal permanent binnen. 

Dat alles heeft een positief effect op het dierenwelzijn. Dankzij de grotere blootstelling aan daglicht zijn de dieren actiever. Zeugen kunnen een nest bouwen dankzij stro en ruimte. De dieren hebben meer ligcomfort en meer bewegingsvrijheid. Doordat de dieren naar buiten kunnen, kunnen ze hun lichaamstemperatuur beter regelen en hebben ze minder hittestress. 

Keuze voor robuuste rassen

In bio gaat er veel aandacht naar robuuste rassen, met een hoge vruchtbaarheid, goede moedereigenschappen, goede groei en vleeskwaliteit. Daarnaast kiest een biologische varkenshouder liefst voor sociale varkensrassen die weinig stressgevoelig en weinig agressief zijn. Die verwonden elkaar minder vaak, waardoor er dus ook minder ingrepen nodig zijn. Typische rassen op biologische varkensbedrijven zijn Piétrain, Mangalica, Duroc, het landras, York... Vaak kweken boeren zelf met verschillende rassen.

Biologisch voer

Een biovarken krijgt dagelijks biologisch voer. Ten minste 20% van het voer moet een biologisch varkenshouder zelf telen of aankopen binnen Europa. Naast ruw- of kuilvoer worden varkens vaak gevoed met biologische reststromen, zoals wei, een restproduct van de kaasmakerij. Biovoer wordt geteeld zonder ggo’s, chemische gewasbescherming (insecticiden, fungiciden, herbiciden) en kunstmest. Stoffen om de groei of de productie te bevorderen (inclusief antibiotica, coccidiostatica) zijn verboden.

Natuurlijke voortplanting

In bio is de voortplanting gebaseerd op natuurlijke methoden. De veeboer mag de voortplanting van dieren niet stimuleren, of de bronst (paardrift) van de zeugen synchroniseren met hormonen of gelijkaardige stoffen. Kunstmatige voortplanting zoals klonering en embryotransplantatie zijn verboden in bio. Kunstmatige inseminatie is wel toegelaten. 

Biggen

Gezondheid

Een bioveehouder vermijdt in de eerste plaats dat zijn dieren ziek worden door in te zetten op preventieve gezondheidszorg: kwaliteitsvol biologisch voer, ruime huisvesting in groep, de mogelijkheid om te wroeten in strooisel en om buiten te lopen, 40 dagen moedermelk voor biggen, ... 

Het stro in de stal zorgt voor een betere pootgezondheid. Meer afleiding zorgt voor minder verwondingen aan de huid. Biologische dieren ondergaan minder ingrepen zoals het couperen van staart of het knippen van de hoektanden.

Preventief antibiotica toedienen is in de biologische varkenshouderij niet toegelaten. Wordt een dier toch ziek, dan kijkt de veehouder in de eerste plaats naar fytotherapie, homeopathie, vitamines en mineralen. In tweede instantie kan een klassiek geneesmiddel. Elk gebruik van klassieke geneesmiddelen moet de veehouder registreren bij zijn controle-organisatie. Zowel in gangbaar als in bio geldt na medicatie een wachttijd voor het vlees verkocht mag worden. Bij bio is de wachttijd dubbel zo lang als in gangbaar. Een biovarken mag slechts 1 keer per jaar behandeld worden met een regulier geneesmiddel, anders is het niet langer 'biologisch'.

Landbouwdieren ondergaan om uiteenlopende redenen ingrepen. In bio worden die zoveel mogelijk beperkt. Varkens zijn echte groepsdieren, maar ze kunnen ook behoorlijk agressief zijn en elkaar in de staart of oren bijten. In de gangbare landbouw vangt men dat op door de staart te couperen en de tanden te knippen. In bio mag dat ook in uitzonderlijke gevallen, maar wordt er meer ingezet op preventie. De meeste biovarkens mogen dan ook hun krulstaart en tanden behouden. 

Bij het bereiden van mannelijk varkensvlees (beren) kan berengeur vrijkomen. Dat ruikt redelijk sterk en onaangenaam. Daarom worden beren soms gecastreerd. In bio mag dat onder verdoving, maar steeds meer biovarkens worden niet gecastreerd. Berengeur vermijdt men door een aangepaste huisvesting, een specifieke rassenkeuze en een laag slachtgewicht. Bij biologisch-dynamische varkens is geen enkele vorm van castratie toegelaten.

Grondgebondenheid

De biosector pleit voor minder, maar beter vlees. Door zowel de productie als de consumptie te verminderen, pakken we de milieulast van vleesproductie aan. Daarom houdt een biobedrijf maximaal zoveel dieren per hectare als die hectare zelf ‘aan kan’. Concreet: je houdt het aantal dieren buiten beperkt om overbegrazing, bodemerosie en vervuiling zoveel mogelijk tegen te gaan. Daardoor blijft ook de mestproductie beperkt. Het aantal dieren dat toegelaten is per hectare hangt af van de hoeveelheid mest en dus stikstof die de dieren produceren. De wetgeving voor bio laat maximaal 170 kg stikstof per hectare toe. Concreet betekent dit dat een biologische varkenshouder bijna 1 hectare grond nodig heeft om 9 volwassen zeugen te houden (of een collega-boer moet deze grond reserveren).

Naar het slachthuis

Biovarkens worden doorgaans geslacht op de leeftijd van 6 maanden; daarin verschilt bio niet van gangbaar. Er zijn geen exclusieve bioslachthuizen in Vlaanderen, wel (gangbare) slachthuizen die voor bio gecertificeerd zijn. De slacht van biologische dieren verloopt dus noodgedwongen identiek aan de slacht voor gangbare dieren. Het transport naar het slachthuis moet volgens de biowetgeving zo kort mogelijk zijn. Er mogen geen elektrische dwangmiddelen gebruikt worden bij het in- en uitladen en voor en tijdens het transport zijn klassieke kalmeringsmiddelen niet toegelaten. 

Verwerking

Varkensvlees wordt verwerkt tot charcuterie (ham, salami, gehaktbrood, ...) of vleesproducten (gehakt, worst, schnitzels, spek, …). Ook deze verwerkte producten moeten voldoen aan de strenge biologische wetgeving. Alle ingrediënten, bv. eieren, paneermeel, kruiden moeten afkomstig zijn uit de biologische landbouw.

Het aantal toegelaten additieven is veel beperkten. Zo zijn smaakversterkers, kleurstoffen of kunstmatige aroma’s  verboden. De toegelaten hoeveelheden zijn in bio lager dan in gangbaar. Voor bepaalde additieven als nitriet gelden strengere limieten.

Lees verder

Vergelijking gangbaar vs. bio

vergelijkende tabel varkensvlees